Alimentatie bij scheiding
Het onderdeel alimentatie bij scheiding is onder te verdelen in kinderalimentatie en partneralimentatie.
In de wet staat beschreven wanneer iemand een onderhoudsplicht heeft. Dit wil zeggen een wettelijke verplichting om een ander te onderhouden. Daarnaast staat in de wet dat bij de vaststelling van het alimentatiebedrag rekening wordt gehouden met aan de ene kant de behoefte van de onderhoudsgerechtigde (degene die alimentatie ontvangt) en aan de andere kant met de draagkracht van de onderhoudsplichtige (degen die alimentatie betaalt). In de wet staat niet beschreven hoe alimentatie berekend moet worden.
Om redenen van voorspelbaarheid en rechtszekerheid heeft de Expertgroep Alimentatie normen en richtlijnen vastgesteld die bij de vaststelling van alimentatie kunnen worden gehanteerd. Deze richtlijnen worden ook wel de ‘Tremanormen’ genoemd. Rechters hanteren deze Tremanormen voor het berekenen en vaststellen van een alimentatiebijdrage, maar kunnen hier vanaf wijken.
Een alimentatieverplichting kan volgens de wet voortkomen uit een huwelijk of geregistreerd partnerschap, uit bloed- of aanverwantschap (dat wil zeggen ouders of stiefouders) of uit gezag.
Uitgangspunt is dat eerst de kinderalimentatie wordt bepaald en dat daarna wordt beoordeeld of er ook ruimte bestaat voor partneralimentatie.
Alimentatie bij scheiding: kinderalimentatie
Als er kinderen betrokken zijn bij een scheiding dan vormt de kinderalimentatie een belangrijk onderdeel van de financiële afspraken. Ouders zijn verplicht om in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen te voorzien.
De alimentatieplicht geldt tot het kind 18 jaar wordt. Daarna draag je als ouder bij voor de kosten van levensonderhoud en studie tot het kind 21 jaar wordt. Dit wordt een bijdrage voor jongmeerderjarigen genoemd.
Stiefouders hebben ook een onderhoudsplicht ten aanzien van inwonende kinderen van de partner waarmee hij of zij getrouwd is of een geregistreerd partnerschap mee heeft.
Behoefte, draagkracht en zorgkorting
Bij de vaststelling van kinderalimentatie wordt er gekeken naar de behoefte van het kind. De behoefte drukt het bedrag uit dat nodig is om in de kosten van levensonderhoud van het kind te kunnen voorzien.
Voor de berekening van de behoefte, dus wat een kind gemiddeld per maand kost, zijn er speciale tabellen ontwikkeld. Dit zijn de tabellen ‘eigen aandeel kosten van kinderen’ uit de Tremanormen. Uit de tabellen kan worden afgeleid welk bedrag per maand tijdens de samenleving, het huwelijk of het partnerschap aan van de kinderen werd besteed. Van invloed zijn: de hoogte van het inkomen en hoeveel kinderen er binnen het gezin zijn.
Vervolgens wordt de draagkracht van de ouders berekend. Draagkracht betekent hoeveel je als ouder kan betalen. De kosten van de kinderen worden vervolgens naar rato van draagkracht van beide ouders verdeeld tussen de ouders. De ouder bij wie het kind of de kinderen wonen (op het adres staan ingeschreven) ontvangt de kinderalimentatie. De andere ouder heeft recht op een zogenoemde zorgkorting. Dat is een bedrag aan verblijfskosten dat van de te betalen kinderalimentatie wordt afgetrokken omdat deze ouder ook kosten draagt op de dagen dat het kind of de kinderen bij hem of haar verblijven.
Het vaststellen van kinderalimentatie maakt onderdeel uit van de afspraken die neergelegd worden in het ouderschapsplan.
Een alternatief in het verdelen van de kosten van de kinderen is het hanteren van een kinderrekening. In dat geval stort je als ouders allebei een bepaald bedrag op de kinderrekening waarvan vervolgens diverse kosten worden betaald. Denk aan sport, abonnementen, school en kleding. Als je hiervoor kiest is het belangrijk om goed vast te leggen welke kosten van de kinderrekening worden betaald, zodat je daar in de toekomst geen discussie over kan krijgen.
Alimentatie bij scheiding: partneralimentatie
Voor ex-echtgenoten, ex-geregistreerd partners en soms ook ex-samenwonenden met een samenlevingscontract kan er een verplichting bestaan om bij te dragen in de kosten van levensonderhoud van de ander, ofwel partneralimentatie.
De verplichting tot partneralimentatie bestaat alleen wanneer de ex-partner behoeftig is. Dit betekent dat diegene na de scheiding onvoldoende inkomsten heeft om in eigen levensonderhoud te voorzien. Belangrijk bij het bepalen van de hoogte van de behoefte is de mate van welstand waarin partners hebben geleefd en de te verwachte kosten van levensonderhoud na de scheiding. Daarnaast is de draagkracht van de alimentatieplichtige, degene die partneralimentatie betaalt, van belang voor het vaststellen van partneralimentatie.
Duur partneralimentatie
De duur van partneralimentatie verschilt per situatie. Ben je vóór 1 januari 2020 gescheiden dan geldt in beginsel een termijn van maximaal 12 jaar. Dit tenzij het huwelijk of de partnerschap korter dan 5 jaar duurde en je samen geen kinderen hebt. In dat geval is de duur gelijk aan de duur van het huwelijk.
Op of na 1 januari 2020 geldt als hoofdregel dat de partneralimentatie gelijk is aan de helft van de duur van het huwelijk of partnerschap, met een maximum van 5 jaar. Was je bijvoorbeeld 6 jaar getrouwd, dan geldt er een termijn van 3 jaar. Deze hoofdregel kent 3 wettelijke uitzonderingen:
- De ontvanger van alimentatie die voor de kinderen zorgt, houdt minimaal recht op partneralimentatie totdat het jongste kind 12 jaar is;
- Wanneer het huwelijk/partnerschap minimaal 15 jaar heeft geduurd en de alimentatiegerechtigde maakt binnen 10 jaar aanspraak op de AOW, dan loopt de partneralimentatie tot het moment dat de AOW in gaat;
- Wanneer je op of vóór 1 januari 1970 (50plus) geboren bent, het huwelijk of geregistreerd partnerschap duurde langer dan 15 jaar en je krijgt over meer dan 10 jaar AOW, dan is de alimentatieduur 10 jaar.
In de wet is een zogenoemde hardheidsclausule opgenomen waarmee de rechter maatwerk kan leveren om te voorkomen dat er als gevolg van de kortere termijnen schrijnende gevallen ontstaan (bijvoorbeeld bij arbeidsongeschiktheid en ziekte).
De regels ten aanzien van partneralimentatie zijn niet dwingend en er geldt contractsvrijheid. Samen kan je dus afwijkende afspraken maken.
Fiscale aspecten bij alimentatie
Wanneer je partneralimentatie ontvangt dan moet je deze in je aangifte Inkomstenbelasting opgeven als inkomen. Je betaalt hierover belasting en premies (bijdrage Zorgverzekeringswet Zvw). Ook heeft dit gevolgen voor de hoogte van je toeslagen.
Betaal je partneralimentatie, dan mag je de alimentatiebijdrage die je betaalt in de aangifte Inkomstenbelasting aftrekken. Let wel, sinds 2020 wordt het aftrektarief jaarlijks verlaagd. Dit geldt voor inkomens vanaf € 68.507. Vanaf 2023 is nog 37,05% van de betaalde partneralimentatie aftrekbaar (in vergelijking tot 46% in 2020).
Kinderalimentatie hoeft opgegeven te worden bij de inkomstenbelasting. Ook is deze niet aftrekbaar in de aangifte IB.
Specialistische alimentatieberekening bij scheiding
Het berekenen van alimentatie is geen eenvoudige taak en is maatwerk. De rekentools die op het internet te vinden zijn worden dan ook afgeraden.
Inner Family heeft alles in huis om de alimentatie op een juiste manier voor jullie te berekenen. Ook als je samen wilt afwijken van de alimentatienormen is het belangrijk om een alimentatieberekening te laten opstellen en de uitgangspunten vast te leggen. Hier kan je later altijd op terugvallen wanneer dat nodig is. Zo voorkom je problemen in de toekomst. Achteraf kan het vanwege het gebrek aan financiële gegevens immers lastig zijn om deze uitgangspunten alsnog te berekenen.
Jaarlijkse indexering van alimentatie
De alimentatiebijdrage wordt ieder jaar verhoogd met een indexeringspercentage. Het indexcijfer hangt af van de gemiddelde stijging van lonen in Nederland en wordt door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vastgesteld.
Indexering van alimentatie gaat niet automatisch. Ieder jaar zal je via de website van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) de alimentatiebijdrage moeten aanpassen.